Dusdoende, derhalve, bestieren, bezijden, pandoering, schier, alaam, alras, schabbernak, vermaledijde, vuig, deemoedig, diets, ter mijner lering, talmen, bruiloft, sponde, struweel, schabouwelijk, lankmoedig, balorig, scabreus, trammelant, gefnuikt, affreus, allooi, swijlen, voorwaar, derwijl, gaarne, dralen, nopen, zwemdok, stortbad… ze gaan verloren. Laat ze ons wat sparen, voor nog een generatie of twee, onze oude, degelijke woorden. Toch?