communicatie, mannen, Vrouwen

Tot ziens en tot nooit meer

‘Tot ziens.’ Dat zei hij en daarna niets meer. Het was de laatste zin die hij uitsprak voor ik op het vliegtuig stapte.

Terwijl ik zes maanden eerder dolverliefd op zijn broer was, nam ik nu afscheid van hem. ‘Hij is nog jong en je moet hem met rust laten.’ Met die boodschap had hij me op een avond losgemaakt uit een omhelzing met zijn broer.

Hij haalde zijn vingers door mijn haren en sprak fluisterend. Zijn adem raakte mijn oor. Zijn wil raakte mijn ziel. En ik keerde terug, de dag erop, naar het strandje waar we elkaar elke avond zagen. Wij, dat waren een twintigtal mensen, allemaal in een vreemd land voor job of avontuur. Wij, dat waren mensen met idealen, verliefd op elkaar, op het leven en soms ook gewoon op de lucht. Wij praatten, dronken, dansten, kusten… in de nacht. Omdat het kon, maar ook omdat het nagenoeg het enige was dat ons recht hield.

‘Hij moet nog groeien, nog man worden’ zei hij over zijn broer en dat ik  niets te zoeken had in de armen van een puber. Tegelijk nam hij me in zijn armen en ik wrong me los. Ik holde over het zand, gooide water zijn richting uit en hij raakte met zijn vingers net de zoom van mijn jurk. Ze was wit, die jurk. Ik kan dat niet vergeten. Terwijl de hele setting zo juist was, was wat er tussen ons gebeurde zo fout. Althans, zo denk ik nu…

In een ding had hij gelijk gehad. Zijn broer was jong. Te jong. Hij zelf daarentegen was elke avond blijven luisteren naar mijn verhalen, bedenkingen en hij deed me lachen. Misschien was het dat wel, zijn humor… Na een tijdje had hij me naar huis gewandeld. Eerst naast elkaar, pratend, wat later met zijn arm beschermend rond mijn schouder. En thuis brengen werd ‘iets drinken’ en ‘nog wat hangen op de bank’ tot hij op een dag bleef tot na het ontbijt. En ontwaken met hem was het meest natuurlijke van al, alsof het altijd zo geweest was.

Ik had niet de intentie gehad hem pijn te doen, niet toen ik op zijn broer viel en niet toen ik afscheid nam. En toch zag ik hem sterven.

Ik had mijn impulsieve zelf gevolgd, me overgegeven aan de passie van het moment en alle remmingen overboord gegooid. In mijn ogen was dat mooi. In de zijne een belofte.

Eentje die ik niet kon nakomen, eentje waarvan ik me pas bewust werd toen ik aan het vliegtuig stond. Ik reisde verder, nieuw land, nieuw werk, nieuwe lucht om verliefd op te worden.

En hij bleef achter. En het was toen, voor het eerst, en heel intens, dat ik zag hoe jong hij nog was. De angst in zijn ogen kleurde in woede, in verongelijkte colère. Zijn zachte mond die avond na avond zijn weg zocht over mijn lijf, vouwde zich bitsig tot een plooitje en sprak na die ‘tot ziens’ geen woord meer.

mannen, Vrouwen

De stille trom

deze blog bevat content niet geschikt voor -18 jarigen

 

Een fantastische uitspraak gehoord onlangs, uit de mond van een wonderlijke vrouw.

-‘Ik ben het afgestapt, midden in de nacht!’

Ik kijk haar vragend aan. Hoe erg kan het zijn dat je midden in de nacht je spullen bij elkaar raapt en de stille trom blaast?

-‘Erg.’ Ze knikt met opeengeperste lippen om de ernst van de situatie te bevestigen.

-‘Ik had er genoeg van en na weer zo’n eindeloze befnacht, ben ik dan maar gegaan.’

Een befnacht. Echt, dat zei ze. De ultieme befbeurt, materie voor een boek of 5424582522 . Wat is nu precies ultiem?

Je hoort me niet zeggen dat mannen hun best niet doen, integendeel. Er zijn er zelfs die teveel moeite doen en daardoor net de hele sfeer verpesten. ‘Kom dan! Kom dan!’ hoor je het dreunen in die man zijn hoofd want zijn tong wordt moe, maar echt helpen doet die staccato-opdracht niet.  Het begint met de zoektocht hoe ze moeten liggen om je lekker te bedienen en geheid krijg je een porrende elleboog of knie in je middel of hun volle gewicht op je dij. Au! Bruut! Kijk toch uit! Echt sensueel begin je er dan al niet aan.

Een hele nacht – ik kan me niet voorstellen hoe de tong en de wangen van die man moeten gevoeld hebben – is echter niet meteen het summum van het befgeweld, jongens. Ik knik begrijpend op de reden van haar ‘stille trom’. Meteen komt er me een adonis uit mijn verleden voor de geest. ‘Ik heb er ooit eentje gehad die ergens gelezen had dat je de clitoris moest stimuleren,’ vertel ik haar.  ‘Hij nam dat nogal letterlijk en schuurde me uren aan een stuk nagenoeg de verdoemenis in. Twee dagen later was de hele zooi nog pijnlijk.’ Mijn vriendin knikt begrijpend. Als je al letterlijk moet gaan zeggen wat wel en wat niet kan, beetje links, beetje rechts…pfff nee dank je, dan zijn er alternatieven zat.

‘Hij kon er niet mee lachen, dat ik het niet langer zag zitten. Hij nam het me kwalijk, was zelfs verongelijkt,’ zegt ze ernstig. We zitten te giechelen. Ik kan er me iets bij voorstellen. Denkt die man bij zichzelf: ‘zeg, wat denkt die trut?! Ik ben hier de befkoning en ik hou het uren lang vol en zij stapt het af. Bah!’

– ‘Ik lag gewoon al die tijd te denken, zeg jongen, wordt er hier nog geneukt?’ Ik rol van mijn stoel van het lachen. Met haar kan dit. Met haar kan ik dit soort gesprekken voeren en dat is heerlijk, maar nee, dit is geen doorsnee-vrouwentaal. Vrouwen jammeren over het brute geweld waarmee ze gepakt worden, de vrouwonvriendelijke porno die hij kijkt en zijn egoïstische drang om nu en wel nu meteen te penetreren.  Eerst even opwarmen schat, voorspel graag, nog niet komen! U kent de routine, maar deze is anders en minstens even erg. Voor honderd percent geconcentreerd met je tong op 0,5 vierkante centimeter liggen wriemelen en niet doorhebben dat het nu echt tijd is voor het echte werk… nee jongen, kom jij in september nog maar eens terug. Of weet je wat, nee, laat maar zitten. Tegen september ben jij, meneer de befkoning, allang vervangen én vergeten.

En we dronken nog een theetje. ‘hoe is het nog met de kinderen?’…tja, vrouwen.

afscheid

kerkhof

Ga met je voeten van dat graf,

de doden zijn van mij

en hou je mond over je pijn

de doden zijn van mij

Vreet je buik vol pannenkoeken,

drink je koffie heet

en laat mij met rust

de doden zijn bij mij